Prinsjesdag 2020 & De vastgoedbelegger
Op Prinsjesdag, 15 september 2020, heeft het kabinet het pakket Belastingplan 2021 aangeboden aan de Tweede Kamer. In dit artikel doorloop ik de plannen die met name betrekking hebben op de vastgoedbelegger.
Overdrachtsbelasting naar 8%
Met ingang van 1 januari 2021 zal de overdrachtsbelasting veranderen:
0% overdrachtsbelasting – Starters tussen 18 en 35 jaar die de woning zelf gaan bewonen en nog niet eerder gebruik hebben gemaakt van de startersvrijstelling overdrachtsbelasting.
2% overdrachtsbelasting – Woningkopers die de woning zelf gaan bewonen en ouder zijn dan 35 jaar. Daar blijft de overdrachtsbelasting 2% voor. Dit geldt ook voor woningkopers jonger dan 35 jaar die al gebruik hebben gemaakt van bovenstaande startersvrijstelling overdrachtsbelasting.
8% overdrachtsbelasting – Woning- of niet woning kopers die niet door koper bewoond gaat worden of wordt gekocht door niet-natuurlijk persoon. Daar zal de overdrachtsbelasting naar 8% gaan. Dit heeft met name invloed op de vastgoedbelegger en de 8% overdrachtsbelasting geldt ook voor recreatiewoningen en bedrijfspanden.
Deze verandering zal de grootste impact hebben op de (kopende) vastgoedbelegger.
Vrijstelling vermogensbelasting naar €50.000
Iedereen die spaargeld/beleggingen heeft betaalt daar box3-belasting over. Echter over de eerste € 30.846 geldt er een vrijstelling, genaamd: Heffingsvrij vermogen. Het heffingsvrij vermogen gaat van € 30.846 (2020) naar € 50.000 (2021) per persoon. Met een fiscaal partner betekent dit een vrijstelling van € 100.000.
Dit betekent dus een grotere vrijstelling, waardoor je geen box 3-belasting betaald over de eerste € 50.000.
Beleggingsdeel wordt zwaarder belast
Het box3-vermogen waar je belasting over betaald wordt ingedeeld in 2 categorieën. Een spaardeel en beleggingsdeel. Dit heet de vermogensmix.
Vanaf 2021 wordt er 0,03% belasting berekend over het spaargedeelte (0,07% in 2020). Over het beleggingsdeel wordt 5.69% belasting berekend (5,28% in 2020). Wel blijven deze percentages forfaitair. Dat wil zeggen dat ze gelden voor iedereen in box 3. Ongeacht hoeveel opbrengst iemand haalt uit spaargeld of beleggingen.
Box 3-belasting tarief
Iedereen die in 2021 een vermogen heeft van € 50.000 of meer, betaalt vanaf 2021 geen 30% (2020) maar 31% belasting over de opbrengst uit vermogen.
Vermogensgrens schijven
Box 3 werkt met 3 schijven om belasting te berekenen. Vanaf 2021 veranderen de grenzen van de 3 schijven naar:
Schijf 1 loopt vanaf 2021 van €50.000 tot €100.000 (2020: €30.849 tot €103.643).
Schijf 2 loopt vanaf 2021 van €100.000 tot € 1.000.000 (2020: €103.643 tot €1.036.418).
Schijf 3 begint vanaf € 1.000.000 (2020: vanaf €1.036.418).
Verhuurdersheffing
De verhuurdersheffing die is gericht op verhuurders van meer dan 50 sociale huurwoningen, wordt structureel in totaal met 138 miljoen euro verlaagd. Dit zal worden gerealiseerd door een vermindering van verhuurdersheffing met 0,036 procent.
Wat blijft ongewijzigd?
Vermogensmix blijft hetzelfde
Over je box 3-vermogen zijn er 3 schijven en die blijven ongewijzigd.
Schijf 1 gaat de Belastingdienst uit van 67% spaargeld en 33% beleggingen.
Schijf 2 gaat de Belastingdienst uit van 21% spaargeld en 79% beleggingen.
Schijf 3 gaat de Belastingdienst uit van 100% Beleggingen.
Manier van belasting berekenen blijft hetzelfde
In de box 3-hervormingsplannen van 2023 die door Dhr. Snel waren voorgesteld (en inmiddels van tafel zijn) werd er gesproken over een andere manier van belasting berekenen. Met name dat beleggingen en spaargeld apart berekend moesten worden. Dit is vooralsnog niet het geval.